
Jurisprudentie
BG3500
Datum uitspraak2008-10-30
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2702 ANW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2702 ANW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering nabestaandenuitkering. Echtgenoot was op de datum van overlijden niet verzekerd voor de ANW. Evenmin bestaat met toepassing van internationale regelingen een recht op uitkering.
Uitspraak
07/2702 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 april 2007, 06/474
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 30 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.P. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Bij beschikking van 7 februari 2003 heeft de Svb aan appellante een eenmalige overlijdensuitkering toegekend in verband met het overlijden van haar echtgenoot op
8 december 2002 en zijn AOW-pensioen beëindigd. Tevens heeft de Svb in deze beschikking vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW).
1.2. Appellante heeft tegen de weigering van de nabestaandenuitkering bij brief van
7 maart 2003 bezwaar gemaakt, waarna de Svb een nader onderzoek heeft ingesteld en heeft bevorderd dat alsnog door appellante een aanvraagformulier voor een nabestaandenpensioen ingevolge de ANW is ingevuld.
1.3. Bij besluit van 7 september 2005 heeft de Svb de aanvraag afgewezen omdat appellantes echtgenoot op de datum van overlijden niet verzekerd was voor de ANW en niet was gebleken dat met toepassing van internationale regelingen een recht op uitkering zou bestaan.
1.4. Na bezwaar heeft de Svb nader onderzocht of eventueel nog recht zou kunnen bestaan op een buitenlandse verzekering en bij brief van 31 oktober 2005 aan appellante verzocht gedetailleerde gegevens over buitenlandse sociale verzekeringsregelingen te verstrekken.
1.5. Vervolgens is bij besluit van 22 december 2005 (hierna: bestreden besluit) appellantes bezwaar, dat tevens wordt geacht te zijn gericht tegen het besluit van 7 september 2005, ongegrond verklaard. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Ook heeft de Svb vastgesteld dat geen sprake is geweest van een vrijwillige verzekering noch van een verzekering op grond van Marokkaanse wettelijke regelingen.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW omdat hij op die dag niet in Nederland woonde en geen arbeid in Nederland verrichtte. Verder heeft de rechtbank overwogen dat appellante geen rechten kan ontlenen aan het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko van 14 februari 1972 (hierna: NMV) nu niet is gebleken dat haar echtgenoot buiten Nederland verzekerd is geweest op grond van een sociale verzekeringsregeling van een ander land. Evenmin is de rechtbank gebleken dat de echtgenoot van appellante op enigerlei wijze vrijwillig verzekerd was voor de ANW.
De rechtbank concludeert dat appellante geen nabestaande is in de zin van artikel 14 van de ANW en dat de Svb op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering.
2.2. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij op grond van artikel 22 van het NMV recht heeft op een nabestaandenuitkering.
3.1. De Raad kan zich geheel in de overwegingen van de rechtbank vinden. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in vergelijking met haar stellingen in eerste aanleg geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Het hoger beroep kan derhalve niet slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
IJ